|

Stichtse burgeroorlog in Bunnik

Stichtse burgeroorlog in Bunnik
©: Museum Meermanno-Westreenianum,

In de jaren voor 1481 was de spanning in Utrecht opgelopen door de dood van bisschop Rudolf van Diepholt in 1455. De oude tegenstelling was bij de vacaturestrijd van een nieuwe bisschop opgelaaid tussen de Lichtenbergers en de Lokhorsten. De Lichtenbergse partij had vooral veel aristocratische aanhang en voelde zich verwant aan de Hoekse partij in Holland, terwijl de Lokhorsten in het bijzonder werden gesteund door de over het algemeen zeer mondige ambachtslieden; zij stonden als Kabeljauws-gezind te boek. 

De nieuw gekozen bisschop, David van Bourgondië, en Jan van Montfoort als leider van de anti-bisschoppelijke troepen aan de andere kant, stonden lijnrecht tegenover elkaar. Deze Hoekse en Kabeljauwse twisten escaleerden toen de steden Utrecht, Amersfoort en Montfoort vonden, dat de nieuwe bisschop te veel macht naar zich toe greep. Ze kozen vervolgens zelf een eigen landsheer: Engelbrecht van Kleef, en deze nam in 1481 de stad Utrecht in.1  Veel stedelingen uit Utrecht vluchtten de stad uit. 

In Bunnik zien we een glimp van deze oorlog terugkomen in een proces uit de eerste helft van de 16e eeuw. Twee rechtszaken die jaren ná de Stichtse burgeroorlog voor het hof van Utrecht werden uitgevochten over bezit in Bunnik. Wat is er aan de hand.

Het proces in 1533

Er is voor het hof van Utrecht een proces aangespannen door Herman Schijf. Hij staat tegenover Bartolt Jacobsz, de pastoor, en Dirick Jansz en Willem de Cruyff, beiden kerkmeesters te Bunnik. 

De inzet van het proces is wie eigenaar is van een bepaald stuk land, met daarop een huisje. Dit land grensde aan de ene kant aan land van het Regulierenklooster, en aan de andere kant aan de brug van Bunnik.  Het strekte zich uit van de Vordersteghe tot Cornelis Janss Witboems boomgaard toe. Op de kaart zie je de waarschijnlijke ligging. 2

De bewoner van het erfje moest per jaar 3 gulden aan de kerk betalen. Twee guldens waren voor de “papelike proeven” en een gulden was voor de kerk zelf. Uit deze papelike proeven werd het inkomen van de pastoor betaald.

Herman neemt het Hof mee naar de bewoners, familie van hem, die ieder op hun beurt het huis met het erf hebben bewoond, en voldoen aan de verplichtingen van de kerk. Wanneer het moment komt dat de eigenares komt te overlijden, wordt het huis met het erf verkocht. Hier zien we o.a. ook een nieuwe eigenaar, de koster van de kerk, Claes de Bay. Met enige emotie herinnert Herman Schijf het Hof eraan dat zijn vader Ghijsbert het perceel met het huis had gekocht van de koster Claes de Bay. Dit was nog vóór de Stichtse burgeroorlog. Het huis was na zijn koop in 1482 in vlammen opgegaan! Ook zei hij met klem dat het zijn vader was die in het huis heeft geïnvesteerd door het huis na de brand te herbouwen. Herman zijn moeder had hier nog 20 jaar in gewoond, en was het huis met het erf daarna over gegaan op de broer van Herman, Dirck, die er nog woont.  

Het verweer van de kerk in Bunnik was eenvoudig: het huisje had lange tijd leeg gestaan en zij weten alleen dat zij het in 1483 zijn gaan verhuren aan Dirk Schijf. 

De kerk wint vervolgens het proces, maar de Schijven laten het er niet bij zitten. Familielid Ludolph Schijf gaat in beroep. Deze herhaalt nog eens fijntjes wat er is gezegd bij het vorige proces en voegt eraan toe dat er een zekere Lambert, toenmalige pastoor,  de 3 gouden postulaatguldens had vervangen door 3 gouden keurvorsten guldens. 3  Volgens Ludolph was dit nog steeds te zien achterin het missaal, waarin de inkomsten van de kerk werden aangetekend. Omdat Ludolph geen eigendomsbewijs kon overleggen, en de kerk wel een verhuur-overeenkomst, verloor ook hij dit proces. De glimp van de Stichtse burgeroorlog kwam terug in de mondigheid in een veranderende wereld.

Colofon

Auteur: Henk Blok

Afbeeldingen

[1] David van Bourgondië, een notoire bastaard van Filips de Goede, werd tot bisschop van Utrecht verkozen. Hier is hij te midden van zijn hofhouding geportretteerd tijdens een presentatie in de Chronique van Aegidius de Roya.

Den Haag, Museum Meermanno-Westreenianum, Ms. M 10 A 21, fol. 1.

[2] Mogelijke ligging van het betwiste perceel.

[3] Henk Blok

Noten:

[1] Meer hierover is te vinden in de Canon van de Utrechtse geschiedenis.

[2] Met dank aan Ad van Oostroom voor de bepaling van de mogelijke ligging. Het lichtgroene deel is van de kerk. Het bewuste erfje zal ten zuidoosten ervan gelegen hebben. De perceelgrenzen van deze kaart uit 1832 kunnen anders geweest zijn dan nu.

[3] Een postulaatgulden is een gouden munt met een laag gewicht en een laag goudgehalte. Het was een imitatie van de keurvorsten gulden (oftewel Rijnse gulden), met een veel hoger gewicht en goudgehalte. Een keurvorsten gulden was ongeveer 2 maal zo veel waard als een postulaatgulden. De naam postulaatgulden komt van postulaat, de titel van Rudolf van Diepholt voordat hij in 1433 bisschop van Utrecht werd. De naam keurvorsten gulden komt van de keurvorsten uit het Rijnland, die een muntunie gesloten hadden en gezamenlijk deze munt lieten slaan. 

© Tekst: Henk Blok © Foto voorblad: Museum Meermanno-Westreenianum,

Gerelateerde informatie


Foto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpscanon Krommerijngebied)