|

Een dorpsbakker Van Ettekoven 1

Een dorpsbakker Van Ettekoven 1
©: W.H. Van Ettekoven, Allegorische optocht Bunnik

WILLEM HERMANUS VAN ETTEKOVEN (1884 – 1947) Generatie 1

In 1910 begint Willem Hermanus Van Ettekoven de bakkerij in de Witte Huisjes, aan het Kerkpad in Bunnik. De versnelling van de maatschappij in het dorp is al zichtbaar met de opkomst van de middenstanders. In het boekje `Een Dorpsbakker` vertelt Willem jr. over 83 jaar bakkerij Van Ettekoven over deze veranderingen.

Wim Van Ettekoven: De geschiedenis van de bakkerij in de Witte Huisjes in Bunnik is begonnen in 1811, met  de eerste bakker Jan Lodder. Daarna volgden o.a. Cornelis Van Rennes, de familie Middelman en Willem Van Ettekoven. Mijn opa, Willem Hermanus Van Ettekoven, krijgt van zijn neef Dirk Gijsbertus Middelman de gelegenheid in 1910 de bakkerij over te nemen. Uit het huwelijk van Willem met Cornelia van Delft werden twee kinderen geboren: Carel Frederik (12 augustus 1912 (mijn vader) en Gerrit Cornelis (17 juni 1921).

Opa liet door de schilder van het dorp een bord maken, dat op palen in de tuin aan de kant van de Kromme Rijn geplaatst werd, met het opschrift ‘Brood-, Beschuit- en Kleingoedbakkerij’ en daaronder in kleinere letters ‘W.H. Van Ettekoven’.  Alles was nog kleinschalig. Men bakte enkel brood en voor de zondag wat luxere broodjes en beschuit.

Om in de winkel van bakker Van Ettekoven te komen, moesten de klanten vanaf de brug langs het winkeltje van kruidenier Knoppers naar beneden langs het water. In de winkel stond een houten toonbank met daarop een weegschaal en daarachter planken met heerlijke trommels met koekjes. De koekjeszakken hingen met een touwtje aan een plank boven de toonbank. Het hart van de bakkerij was de oven. Verder was er een trog, een werkbank, een simpele weegschaal met losse koperen gewichten en wat klein gereedschap, zoals wat losse stekertjes, broodbussen, bakplaten en een deegrol. In de hoek van de winkel stond een grote beschuitbus en aan de muur hing een bord met de volgende tekst:

>>>De tarwe, het edel graan,

>>>Dat op den akker groeit,

>>>Door ’s landmans vlijt gezaaid,

>>>Door ’s hemels dauw besproeid

>>>Bak ik het brood

>>>Beschuit en krakeling

>>>Voor burger en voor boer

>>>En ook voor vreemdeling.

Er kwamen maar weinig klanten in de winkel. Bijna al het brood werd bij de mensen aan huis bezorgd. Als de winkelbel ging deed Cornelia Van Ettekoven van Delft, mijn omoe, zoals ze door ons kleinkinderen altijd werd genoemd, haar  werkschort af en een nette schort voor. Zij was een goede maar wat rusteloze vrouw, erg netjes en altijd aan het poetsen en boenen in huis. Omoe kon niet stilzitten, zij liep altijd op een sukkeldrafje van de keuken naar de schuur om een emmer te halen en dan nog een keer heen en weer voor een bezem. Ze heeft heel wat emmertjes water uit de Kromme Rijn geschept. Het verhaal gaat dat zij eens zo gehaast bezig was de stoep te schrobben dat ze, toen ze naar de Kromme Rijn snelde voor een emmertje water, niet meer kon stoppen en pardoes in het water plonsde.

In de tijd dat opa in de Witte Huisjes een bakkerij begon, bakte hij niet alleen het brood voor de verkoop, hij stookte ook de oven voor mensen. Vooral voor de boeren uit de omgeving die het brood thuis maakten en het bij de bakker lieten afbakken voor een bakloon per brood. Veel agrariërs kochten of verbouwden zelf graan dat zij thuis bewaarden. In de vochtige huizen van toen bleef het ongemalen graan beter houdbaar. Men liet dan het graan in kleine porties malen of ruilde met de molenaar graan tegen meel. Bij hen thuis werd een kweek van zuurdesem gecultiveerd waarmee men het brood liet rijzen. Het kneden van het deeg en het laten rijzen gebeurde thuis en de kinderen brachten voor schooltijd het kant en klare deeg in een bakvorm bij mijn opa. Allengs raakte het thuisbakken van brood in onbruik en kochten de mensen steeds vaker brood van de bakker. Vermoedelijk is ook het gebruik van verse bakkersgist, dat de bakker gebruikte en waardoor zijn brood luchtiger was, hierop van invloed geweest.

Willem Van Ettekoven stond bekend als een kwaliteitsbakker. Bij Van Ettekoven kwam geen margarine in huis maar werd uitsluitend met roomboter gebakken. Oom Kees weet nog dat hij als kind eens van een Blue Bandkistje een karretje had gemaakt met wieltjes eronder. Opa wilde het karretje met de margarinereclame echter niet op het erf hebben, want dan zouden de mensen kunnen denken dat de koekjes van bakker Van Ettekoven met margarine werden gebakken.

>>>De handel zat opa in het bloed

Omdat de Witte Huisjes achter de kerk oorspronkelijk een kleine boerderij was geweest, was rondom het huis een ruim erf waar opa kippen  en varkens hield. Het oude brood en bakkerijafval diende om de varkens vet te mesten. Als ze goed in het vet zaten, werd er één geslacht voor eigen gebruik en de andere werd verkocht om van dat geld weer jonge biggen te kunne kopen. De handel zat opa in het bloed. Achter de Witte Huisjes was een hooiberg, waar onder het dak takkenbossen werden opgeslagen. Opa pachtte jaarlijks een stuk griend bij de Niënhof en in Oostbroek en omgeving. Muin van Soest, bijgenaamd ‘dove Muin’, ging de griend in om het hout te kappen. Het werd gesorteerd in lange stukken voor bonenstaken en de twijgjes werden tot takkenbossen gebonden. Verder diende de echte grote stukken tot stuthout voor appel- en perenbomen. Er werden ook wel eens een paar zogenaamde laarzenknechten van gemaakt. Op het erf stonden al die spullen opgeslagen met een bordje erbij ‘te koop’.

Het brood werd uitgevent in het dorp en de wijde omgeving. Voor de klanten die ver weg woonden koste het bezorgen veel tijd.

Eén van de eerste knechten bij opa was Toon Kramer. Een jongen met een blozend gezicht die altijd geneigd was kattenkwaad uit te halen. Toon kon de zaak versieren. Melkboer De Hartog kwam iedere morgen in de bakkerij melk brengen. Op een keer hadden ze bij opa een varken geslacht en Toon vroeg om het staartje. Opa bromde nog wel ‘wat moet je ermee’, maar toen hij Toons plannetje hoorde, speelde hij het spelletje mee. De volgende dag kwam De Hartog die, zoals gewoonlijk, even bleef praten. Opa pruimde en vroeg hem of hij ook een pruimpje tabak wilde. Dat was voor Toon het goede moment om bij De Hartog het staartje met een wasknijper van achter aan zijn jas te knippen. De Hartog ging daarna naar het huis van de dominee, de buren van opa. Huishoudster Trui opende de deur en gaf haar bestelling op. Toen De Hartog zich omdraaide begon ze te gillen van de lach. De Hartog was zo kwaad dat Toon nooit meer naar de melkboer durfde te komen om brood te brengen. 

Een huisvriend van mijn grootouders was dominee Knier. Van 1938 tot 1948 was hij predikant in Bunnik en woonde in de hervormde pastorie naast de Witte huisjes. Vaak was dominee op vrijdagavond druk met het maken van zijn preek voor de komende zondag. Als hij dan wat vertier nodig had, liep hij bij opa de bakkerij binnen voor een praatje. Ukkie, de broer van dominee Knier, kwam ook vaak even binnen, niet allen om te praten maar ook omdat hij het leuk vond een handje mee te helpen. Opa woonde pal naast de kerk maar kwam iedere zondag als laatste binnen. Hij zat altijd op de achterste bank, een bank met gordijntjes. Hij had de gewoonte iedere zondag op te schrijven uit welk bijbel gedeelte dominee las, met de datum erbij. Na de dienst kwam dominee vaak koffiedrinken en wat napraten over de preek. Opa kon hem dan precies vertellen wanneer hij jaren terug, over dezelfde tekst had gepreekt!

In 1935 liet mijn opa, samen met kapper Van Dam (de vader van Jan Van Dam) en elektrohandelaar Van Rheenen, vier panden onder één kap bouwen aan de Dorpsstraat. Het werd het tweede verkooppunt van bakkerij Van Ettekoven en er was voor ons gezin ruimte genoeg om er te wonen.

De tijd na de oorlog was voor mijn opa en oma een moeilijke tijd. Nederland zat in de jaren na de oorlog met het vraagstuk van de onafhankelijkheid van Indonesië. Alle onderofficieren van voor de oorlog, de tijd van de mobilisatie, werden opgeroepen om naar Indië te gaan. Als sergeant kreeg ook hun zoon Carel een oproep. Hij is nog naar Den Haag geweest om uitstel te krijgen, maar zijn aanvraag werd afgewezen en zou over veertien dagen moeten vertrekken. Dit bericht kwam voor opa als een zware slag. Ze werkten prettig samen in de bakkerij, met het gevaar dat hij hem misschien nooit meer zou zien. Opa kreeg op weg van de winkel in de Dorpsstraat naar de bakkerij bij het hek van de pastorie een beroerte. Na negen dagen in coma te hebben gelegen is opa, Willem Hermanus Van Ettekoven, op 23 april 1947 overleden. Hij is 63 jaar geworden. Carel was vanaf die dag vrij van militaire dienstplicht en hoefde niet naar Indië. Na het overlijden van opa kwam omoe bij hun zoon Carel aan de Dorpsstraat in huis wonen. Zij heeft nog tien jaar geleefd en is overleden op 1 oktober 1958.

Colofon

Auteur: W.H. Van Ettekoven

Bron:

[1] W.H. Van Ettekoven; Een dorpsbakker [1]  3 generaties bakkerij Van Ettekoven in Bunnik

[2] Jan M.G. Kleinpenning; Twaalf eeuwen Bunnik

Foto`s: famliealbum Van Ettekoven


Referenties

[1] Een dorpsbakker Carel F. Van Ettekoven (1912-1976) 2
[2] Een dorpsbakker W.H. van Ettekoven 3
© Tekst: W.H. Van Ettekoven © Foto voorblad: W.H. Van Ettekoven, Allegorische optocht Bunnik

Gerelateerde informatie


VenstersFoto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpscanon Krommerijngebied)