|

Bewoners op boerderij De Kamp

Bewoners op boerderij De Kamp
©: Henk Blok (Bunnik)

Aan het einde van de Langstraat in Bunnik bevindt zich woongemeenschap De Kamp. Ter gelegenheid van het 30 jarig bestaan in 2015 werd de geschiedenis van de Woongemeenschap De Kamp beschreven in een boekje . De geschiedenis van De Kamp vóór 1985 werd slechts summier beschreven. In dit stukje meer over de voorgeschiedenis.

Volgens de registers van het oudschildgeld  was in 1536 de heer Van Gaasbeek de eigenaar en Dirck Claesz de gebruiker van wat nu De Kamp is. Ergens tussen 1536 en 1566 kwam het in bezit van de heren en vrouwen van Beverweerd. Dat blijft zo tot 1763 wanneer het huis, bakhuis en berg en omtrent 422 roeden boomgaard voor een bedrag van fl. 325,- verkocht worden aan Jacob Schuts. In 1772 kocht Jan Pesters de grond en de bebouwing, en in 1782 koopt hij de erfpachtcanon af. In deze familie blijft het dan tot 1957. De laatste boer, Teunis Lokhorst, kocht De Kamp toen van Harmanna Bonificia Aleida Conringh Roessingh, de weduwe van Gerhard Jacob IJssel de Schepper. In 1978 verkocht de weduwe van Teunis alles aan een projectontwikkelaar. Die deed er niets mee, en in 1985 werd alles verkocht aan de Woongemeenschapp De Kamp.

De grond waarop De Kamp stond verwisselde in de loop der eeuwen dus maar een paar keer van eigenaar. De bebouwing erop was van de pachters. 

In het boekje over De Kamp staat dat de eerste bewoner en eigenaar waarschijnlijk Cornelis Teunisz van Rooyen heette. Dat is niet juist. Hij was zeker niet de eerste bewoner. 

De eerste pachter waarvan wij de naam weten is Dirck Claesz. Dit was een van de grootste pachters in Bunnik destijds, alhoewel hij ook veel grond in eigendom had. Hij woonde waarschijnlijk op De Brakel. In 1536 wordt hij genoemd als pachter van een halve morgen land aan het einde van de Langstraat. Hindrick Dircksz volgde hem op. Waarschijnlijk was dit zijn zoon, maar dat is niet geheel zeker. Deze Hindrick Dircksz was in 1599 nog steeds de pachter. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Dirck Hendricks.

Voor 1648 werd Cornelis Teunis van Rooyen pachter. Zijn dochter Jannigje Cornelis van Rooyen nam de huur daarna over. Ze was in 1695 getrouwd met Claas Hendrikse op de Laar, ook wel Claas op het kampje genoemd. Claas en Jannigje werden opgevolgd door dochter Maria van Laar.

Daarna volgt een reeks van kettinghuwelijken: dat zijn huwelijken waarbij een weduwe opnieuw trouwt, haar weduwnaar trouwt ook weer enzovoorts.

Maria van Laar trouwde in 1732 met Jan Zegersz van Herpen. Na Maria’s overlijden hertrouwde Jan  in 1750 met Jannigje Cornelisdr van de Leemkolk. Toen Jan Zegersz overleed, hertrouwde zijn weduwe met Barent Hensman. In 1763 verkochten ze hun huis aan Jacob Schuts, een rijke koopman uit Utrecht. 

In 1772 werd alles verkocht aan Jan Pesters. Hij kocht de bebouwing, en hij kocht de erfpachtcanon in 1782 af. Vanaf dat moment was hij dus volledig eigenaar van zowel de grond als de bebouwing die erop stond. 

De pachter na Barent Hensman en Jannigje Cornelisdr van de Leemkolk was Gerrit Janse van Beek, getrouwd op 13 mei 1760 met Catharina van Schaik. Vanaf augustus 1772 was Willem Dirksze van ’t Nederend de pachter. Hij werd begraven op 15 mei 1798, en bij de aantekening van zijn begrafenis staat er bij dat hij woonde op De Kamp. 

Van 1796 tot 1818 woonden Hendrik Breeschoten en zijn vrouw Dirkje de Greef op De Kamp. Daarna neemt een familie Van Schaik het over: eerst Arie van Schaik, en daarna zijn zoon en dochter Jan en Petronella. Zij bleef als laatste over, en overleed uiteindelijk in 1901. Eerst neemt Reijer Lokhorst de pacht over, en daarna zijn zoon Teunis Lokhorst. De boerderij was inmiddels helemaal vervallen, en een nakomeling van de familie De Pesters besluit een nieuwe boerderij neer te zetten. Die nakomeling was op dat moment Gerhard Jacob IJssel de Schepper, zoon van Carolina Elisabeth de Pesters, kleinzoon van Jan Everard de Pesters en Jacoba Margaretha van Hengst. 

Lokhorst woonde er overigens niet alleen. Uit het kadaster blijkt dat er verschillende dienstboden en knechten op de boerderij woonden.

Als laatste bijzonderheid over De Kamp de naam. Uit de rekeningen van de rentmeester van Beverweerd blijkt dat het enige stuk land wat Beverweerd had rond 1710 in het gerecht Bunnik De Kamp was. Uit de rekeningen van Beverweerd  blijkt dat het land waarop toen Jan Zegersz van Herpen woonde niet De Kamp heette, maar het “goet ten Rijn” . Hij en later zijn weduwe moesten 12 gulden erfpachtcanon betalen aan Beverweerd. Later werd dit 14 gulden.

Nu is er natuurlijk ook het “goed ten Rijn” zoals we dat tegenwoordig kennen, liggende in Vechten. Hierin is nu de keuken van restaurant de Veldkeuken gevestigd. Dit kan niet hetzelfde zijn als het “goet ten Rijn” uit de rentmeestersrekeningen. Het goed ten Rijn te Vechten was minimaal vanaf 1418 een achterleen wat het huis Rijsenburch te leen had van het huis Beverweerd . Het goed Ten Rijn in Vechten was in 1802 in het bezit gekomen van Jan Balthasar Strick van Linschoten en was ruim 51 morgen groot. Dat is een heel andere orde van grootte dan het huisje van Jan Zegersz van Herpen van een halve morgen. De bewoners van het goed ten Rijn in Vechten tenslotte waren in 1750 Steven van Rijn en zijn eerste vrouw Christina van Vechten.

We moeten dus aannemen dat De Kamp aan het einde van de Langstraat eerst het “goet ten Rijn” heette, en pas later De Kamp.

Colofon

[1] Meer dan buren. Geschiedenis van Woongemeenschap De Kamp, Bunnik 2015

[2] Het oudschildgeld was een belasting die iedereen over zijn land moest betalen, een transcriptie is o.a. te vinden bij het Regionaal Archief Zuid Utrecht, collectie Digitale bronnen.

[3] Het Utrechts Archief, toegang 69 (huis Beverweerd) inv. 158

[4] Zie de bijgevoegde foto’s.

[5] Zie Hogenda.nl, leenregister Huis Beverweerd.

© Tekst: Henk Blok (Bunnik) © Foto voorblad: Henk Blok (Bunnik)

Gerelateerde informatie


VenstersFoto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpscanon Krommerijngebied)