|

Bewogen jaren in café Dorpszicht

Bewogen jaren in café Dorpszicht
©: Rechts Café Dorpszicht, collectie Christ Essens

Schalkwijk, augustus 1939 - mei 1945

Op 28 augustus 1939 werd de algemene mobilisatie afgekondigd. Op een ochtend zag ik onze buurjongens Co van Wijk en Willem Seelen bepakt en bezakt op de bus stappen. Ze moesten de kwartieren in gereedheid brengen voor de gehele mobilisatie. Er ging een rilling door me heen. 

Weldra waren de forten Honswijk, Snel, Korte Uitweg en Tull en ’t Waal vol met soldaten. Alles was paraat en eigenlijk wende dat ook wel weer heel snel. ’s Avonds was het druk in het dorp en vooral ook in de dorpscafés. Avond aan avond stond ik uitsmijters te bakken; twee boterhammen, goed belegd met ham, twee eieren en een augurk voor de prijs van 65 cent. Een kop koffie kostte 8 cent. We kregen al gauw vaste kanten en dat was best gezellig. Elke avond schoven er wel een paar jongens aan de piano en dan werd er volop gezongen. Zo ging het een hele tijd goed, al werd het minder leuk toen de verloven werden ingetrokken. ’s Zondags was het dan extra druk want dan kwamen de vrouwen en meisjes, de moeders met baby’s en anderen bij hun  jongens op bezoek. We kookten soep, bakten uitsmijters en maakten papjes voor de kinderen. Ze kwamen allemaal uit het gebied rond Arnhem en Nijmegen. Maar ’s avonds bij het vertrek rolden er vaak dikke tranen. Alles was zo onzeker. Niemand wist hoe dit zou aflopen. 

Ook met kerstmis waren de verloven ingetrokken. Aan het eind van het jaar wilden twee onderofficieren, die in het dagelijks leven banketbakker en kok waren geweest, bij ons in de keuken oliebollen en appelbeignets bakken. Ze hadden ieder een grote schort van Tante Coba voor om hun mooie buitenmodelpakjes te sparen. Hun baksels gaven vele soldaten toch even een feestelijk gevoel. 

Op de forten waren geen douches. Maar daar was het volgende op gevonden. Twee keer per week kwamen er twee grote Rode Kruisauto’s met in elke wagen tien douches. Die werden achteruit bij ons voor de schuur gereden. In de schuur konden de soldaten zich uitkleden. Sommige militairen hadden muziekinstrumenten meegenomen. Daar werd een muziekkorps van gemaakt en met de muziek voorop marcheerden de mannen naar de baden. Daarna dronken ze bij ons koffie en soms deden we er een cognacje in. Dat mocht wel niet, maar ja, er mocht zoveel niet.

Op 10 mei 1940 brak werkelijk de oorlog uit, en werd alles anders. De soldaten die hier al die tijd hadden geoefend, moesten op stel en sprong verhuizen naar Rotterdam, terwijl ze niks van die afwisten. Bij ons vlogen de bommenwerpers over en begon het water al snel te stijgen. Voor we het wisten zaten we allemaal in Vreeswijk in de schuiten voor zand en grind. In het midden stonden wel zes kinderwagens met een baby erin. Langs de kanten lagen de mensen. Ze hielden om de beurt de babyflesjes in hun handen om ze iets op te warmen. De schuit met de zusters werd beschoten. De zusters deden niets anders als bidden. Alles en iedereen was vol angst en vrees. 

Toen we de volgende morgen in Utrecht aan de muntkade weer aan wal mochten, kregen we thee of koffie van omwonenden. Voor de kinderen was er melk. Ondertussen werd Rotterdam gebombardeerd. Alles brandde daar. De papieren van Vroom & Dreesman dwarrelden bij ons neer. We konden niet verder, maar we mochten ook niet terug naar Schalkwijk. We moesten de nacht in Tivoli doorbrengen. We sliepen in het stro en het verbaasde me dat sommige mensen zich volledig gingen omkleden en hun nachtjapon aantrokken. Ik zag ook een vrouw die een grote zak met banden om haar buik had gebonden. Toen ik vroeg wat erin zat zei ze: ‘Och, kind, daar zit ons fijn in, goud en juwelen.’ De volgende dag mochten we weer naar huis.

Thuisgekomen stond alles nog onder water. Tussen de bomen door moest de weg lopen, ook al zag je hem niet. Thuis was alles opengebroken en veel dingen waren weg. Bovenop de bedden lagen overal soldaten. Toen ze ons zagen waren ze eerst heel erg verward. Ze wisten niet dat de oorlog voorbij was, en Nederland bezet gebied was geworden. Sommigen begonnen te brullen, huilen kon je het niet noemen, om hun kameraden en om hun thuis. Bij de evacuatie van Schalkwijk, Tull en ’t Waal, op 13 mei 1940, werden ze opgehaald. Ze moesten maken dat ze wegkwamen voordat de Duitsers hier zouden zijn.

’s Avonds ronkten zware motoren ons erf op. Dat waren de Duitsers. We konden ze niet verstaan, maar het was hen aan te zien dat ze regelrecht van het front kwamen. In het begin ging alles nog redelijk goed, maar al spoedig werden paarden, auto’s en fietsen gevorderd. Alles ging op de bon en velen moesten onderduiken omdat ze anders in Duitsland te werk gesteld zouden worden. We hadden drie onderduikers. Het werd steeds benauwder. Er waren voortdurend razzia’s en huiszoekingen want de Duitsers vertrouwden die Hollanders niet.

Op een morgen vonden ze tijdens een huiszoeking bij van Wijk, onze buren, de mooie pet van Co. Ze vroegen aan zijn zus of die pet van een broeder was. En zij zei; “Ja”. Natuurlijk was de vervolgvraag: ‘Waar is die broeder?’ Zus riep in paniek dat hij op het land was. Ze zou meegaan om hem aan te wijzen. Ze hoopte de Duitsers te misleiden. Maar dat mislukte. Co liep hun recht in de amen. Hij werd meegenomen en naar het kamp Amersfoort gebracht. We riepen allemaal in koor dat hij thuis niet gemist kon worden, want hij had een ‘alte kranke Vater.’ Maar men luisterde niet. Co had zich moeten melden. Dat had hij niet gedaan, dus hij was een echte onderduiker. Tante Coba de Groot gooide haar laatste troef in de strijd: ‘Als jullie zorgen dat hij terugkomt, krijgen jullie schnaps van mij.’

Twee dagen later kwamen ze terug om de schnaps te halen. Ze zeiden; ‘Der junge Bauer kommt bestimmt wieder.’ Ze kregen geen schnaps want Co was nog niet terug. We baden met elkaar dat hij thuis mocht komen en zie daar; op de negende dag van onze noveen, op zondagmorgen kwam Co van Wijk ons dorp binnengefietst. We konden onze ogen niet geloven. ’s Maandags kwamen ze opnieuw om schnaps vragen. Toen konden we natuurlijk niet langer meer weigeren. 

De oorlog werd grimmiger. Vanuit de steden kwam elke dag een eindeloze stroom van hongerige mensen ons dorp binnen. Ze kregen erwtensoep en bruine bonensoep en we deelden boterhammen uit. De mensen waren er dankbaar voor. Op een morgen kwam een vader met twee zonen van 12 en 14 jaar ons dorp binnen. Ze kwamen uit Amsterdam en duwden een platte kar. Ze hoopten in de Betuwe eten te krijgen. We kookten havermoutpap. De jongens aten goed, maar de vader had geen trek. Die man was volkomen uitgeput. Twee dagen later kwamen ze weer bij ons terug. Ze waren erg bedroefd. Op hun platte kar lagen aardappelen en bieten, maar onder een kleed ook hun dode vader. Ze namen hem mee naar Amsterdam. Zoiets is haast niet te geloven, maar het is echt gebeurd. 

Op een dag werd de spoorwegovergang zwaar gebombardeerd. De weduwe Van Hengstum zat met al haar kinderen in de kelder. Niemand raakte gewond, maar hun huis was wel volkomen vernield. Naast de familie Van Hengstum woonde de familie Van Speldere. Mevrouw Van Speldere was altijd al een beetje vreemd. Tijdens het bombardement was ze buiten gebleven. Toen de bommen in de spoorsloot vielen, ontstond er een enorme modderfontein. De wijzers van de kerkklok op de Brink waren niet meer zichtbaar. Zo hoog was de bagger opgespoten. Mevrouw van Speldere was zo zwart als roet. Het was een wonder dat ze nog leefde. Haar man kwam met haar over de brug aanzetten. ‘Rie’, jammerde hij, ‘kijk nou hoe vreselijk mijn vrouw eruit ziet.’ Ik heb haar in een grote teil met water gezet. De modder kwam zelfs uit haar oren. In de kast van Tante Coba vond ik nog een hemd, een broek, een rok en een jak. Toen was ze weer een beetje toonbaar. Er gebeurde veel narigheid, maar ook wat een grote impact had op ons als directe omgeving. 

Bij de klompenmakersfamilie Hulshof waren Joden ondergedoken. De klompenmaker en zijn vrouw hadden zelf geen kinderen, maar de ondergedoken vrouw was in verwachting. De vrouw van de klompenmaker speelde de hele zwangerschap mee. Ze wikkelde lakens en doeken om zich heen en toen het zover was, ging zij in bed liggen, terwijl boven haar hoofd op zolder een kindje werd geboren. Dokter Jansen was op de hoogte. De hele buurt dacht dat hij de klompenmakersvrouw ging helpen, maar hij ging een verdieping hoger. De volgende dagen kwamen de buren op bezoek met melk en eieren en in een hoekje van de kamer stond de wieg met het kindje. Het leek wel een film. Alles verliep goed tot weken later de Duitsers onverwachts een inval deden. Iedereen werd meegenomen en iemand heeft ooit meer iets van hen gehoord. Er was veel grote droefheid in de oorlog. 

Op een gegeven moment leden de Duitsers zware verliezen. De eerste meidagen waren angstig, maar op 5 mei kwam het bericht dat Hitler de oorlog had verloren. Er liepen nog volop soldaten in het dorp. Ze gooiden handgranaten in de Wetering en alle vissen kwamen dood naar boven. Sommige mensen waren helemaal dol van vreugde, die gingen zingend en dansend de weg op. Wij hielden ons nog maar even gedeisd. Het feest was gauw over toen soldaten op de trip Jan van Dijk doodschoten. Hij had jaren ondergedoken gezeten en nu was hij te vroeg voor de dag gekomen. Op 7 mei 1945 is Schalkwijk bevrijd. 

Iedereen die deze verhalen zelf heeft meegemaakt, zal ze nooit vergeten. Ik hoop dat ik de lezers die ze niet hebben meegemaakt van één ding kan overtuigen; nooit, nee, nooit meer oorlog! 1

Het wapen van Schalkwijk/Dorpszicht

Gelegen tegenover de Brink van Schalkwijk stond sinds 1950 Het Wapen van Schalkwijk. Sinds 2016 is naast deze locatie PAND Pannenkoek verschenen. Voorloper was café Dorpszicht van de familie van Bijlevelt, dat in de tweede helft van de 19e eeuw hier stond. In Dorpszicht vergaderde het gemeentebestuur van Schalkwijk, voordat er een eigen gemeentehuis was. Dorpszicht had een doorrijschuur.2

Datering

Jaar: 1939 - 1945

Colofon

Auteur: Rie van Bijlevelt-Rijksen

Rie van Bijlevelt (Maria Johanna Rijksen) overleed op 25 november 2002 en is begraven op het kerkhof naast de r.-k. kerk H.Michaël te Schalkwijk. Zij werd geboren op 3 oktober 1921 en is 81 jaar oud geworden. Haar man Phiel van Bijlevelt (Philibertus Josephus Wilhelmus), geboren 22 oktober 1925, overleed een week later op 2 december 2002. Hij werd 77 jaar oud.

Bronnen: 

[1] ‘Nooit Voltooid Verleden Tijd’; verhalen over oorlog en vrede uit een klein dorp’, verzameld door Marjolein Kool. The Flame Publishing, 2000.

[2] Oud Schalkwijk, Herberg Schalkwijk

[1] Hoofdfoto:

'Schalkwijk in de jaren dertig, 20e eeuw, met links de Brink, rechts de Provincialeweg met café en de doorrijschuur van café Dorpszicht.' Uitgave Alex Bouman Utrecht, collectie Christ Essens.

[2] 'Inundatie in Schalkwijk, ten oosten van de Provincialeweg van de boomgaard van Boerderij Rustenburg. De foto is uit 1945, maar in 1940 stond deze boomgaard ook onder water.' Foto: collectie Wim van den Heuvel. 


Referenties

[1] Museum Dijkmagazijn De Heul
[2] Oud Schalkwijk Herbergen in Schalkwijk
© Tekst: Rie van Bijlevelt Rijksen © Foto voorblad: Rechts Café Dorpszicht, collectie Christ Essens

Gerelateerde informatie


Foto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Dorpscanon Krommerijngebied)