Dorpscanon 't Goy


Dorpscanon 't Goy


Bakker Gerrit de Korte 1883 – 1958 is in Hagestein geboren. Hij trouwt in 1911 met Cornelia van Zelst uit Ijsselstein 1890 – 1970. Samen met hun eerste kind verhuizen zij vanuit Helsdingen bij Vianen naar de Molensteeg in ’t Goy aan de Wickenburgseweg tegenover ‘het Rechthuis’. Hij werkt eerst bij bakker Jan Uyttewaal aan de oostkant van de kerk aan de Beusichemseweg.

In 1919 begint Gerrit zijn eigen bakkerij als hij een deel van de grote ‘Bisschopsboomgaard’ van de Goyse RK parochie aan de westkant van de kerk koopt, waarop het koetshuis van de pastoor staat. De werkgever van Gerrit, Jan Uyttewaal, is zo coulant om voor een lening garant te staan. Het koetshuis bouwt Gerrit om tot bakkerij de Korte. Hij verkoopt een deel van het landperceel om hierop een nieuw huis met winkel tegen de bakkerij aan te bouwen.1923/24 In het nieuwe huis wordt hun achtste en laatste kind geboren.  

Bakker Gerrit de Korte staat rond 4 uur op, want het brood moet klaar zijn als een bakker de weg op gaat.zie hoofdfoto Door weer en wind fietst hij met een transportfiets of een hittenkar en vent zijn brood uit in ’t Goy, in Schalkwijk aan de Heul en bij boerderijen aan de Lekdijk richting Wijk bij Duurstede. Het is een verademing als de Beusichemseweg in 1938 geasfalteerd wordt. Tot dan toe was het een zgn. “Mac Adamsweg”; dat soort wegdek bestond uit drie steenlagen en gaf spoorvorming en steenslag.

Mevrouw de Korte bedient de nieuwe kleine kruidenierswinkel en heeft daarbij voornamelijk de opvoedingstaak voor hun acht kinderen. Om het geheel draaiende te houden worden de kinderen op pad gestuurd met de transportfiets. Naast de bakkerij zijn er nog enkele varkens voor de slacht en kippen voor de eieren en het vlees. In het dorp huurt Gerrit nog een moestuin. Tot het eind van zijn leven heeft Gerrit de Korte naast zijn werk als bakker gezongen in het Goyse kerkkoor. Op zondagmiddag gaat hij kuieren en dit eindigt meestal in café Zeldzaam.

Zoon Sjer de Korte 1921-2014 krijgt in de oorlog een oproep voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Met steun van de Houtense dokter Dop lukt het net op tijd om via de rijkcommissaris Seyss Inquart een Ausweis vergunning te krijgen om thuis te blijven als bakkersknecht. Sjer leert het bakkersvak in de praktijk, maar ook in de avonduren en behaalt in 1947 zijn kruideniers/middenstandsdiploma. In  1950 krijgt hij officieel zijn diploma “Brood en Banket” via de Vakopleiding in Bakkersbedrijf.

Sjer de Korte

‘Tot kort na de 2e Wereldoorlog werd de oven gestookt met takkenbossen die in de voortuin op een grote houtmijt lagen. Na het stoken moest de as met een grote schraper in een asemmer gedaan worden. Na enkele weken bakken weet een bakker precies hoeveel takkenbossen hij nodig heeft om de oven heet genoeg te stoken voor de wekelijkse lading brood. Om de oven heet genoeg te krijgen is hij al snel meer dan 1 uur aan het stoken. Daarbij moet de oven lang genoeg gestookt worden, om de hitte in de stenen nog 1 tot 3 uur vast te houden voor het bakken. Door goed te kijken weet een bakker precies wanneer de oven bak-klaar is. Een thermometer is handig. Trucs die vroeger gebruikt werden om te testen of de oven heet genoeg was waren; even spugen en het verdampt meteen, of wat graan in de oven gooien, dit moet na 2 seconden bruin kleuren, een stuk krantenpapier en dit moet meteen ontbranden, ook moet de hemel wit zijn. Bij een goede verbranding blijft er enkel witte as over. De baksteenoven was goed als de rakel langs de hemel ging en er gensters afsprongen. De buitentemperatuur speelt natuurlijk ook mee, zowel bij het opwarmen als afkoelen en baktijd! 

Na de oorlog kwam er meer olie ter beschikking. De verwarming van de oven werd daarom omgebouwd tot oliestook dat ging sneller. Langzamerhand verdween ook de markt voor takkenbossen. Naast de ijzeren deur van de oven werd een standaard op de muur geschroefd met daarop een beweegbare brander. Die werd gevoed door olie en veel lucht. De mond van de brander werd in de oven geschoven en aangestoken. Het aansteken was een kunst op zich want de lucht en de olie werden onder druk in de brander gepompt en dan moest er gelijktijdig vuur voor gehouden worden. Het vuur zat in een ijzeren potje waarin kortdurend olielapjes aangestoken werden. 

Het potje met deksel vormde een geheel met een lange ijzeren steel. Als de brander aangestoken was dan werden de vlammen onder een enorm kabaal de oven in gespoten om die te verhitten. Degene die in de oorlog al op olie stookte moest i.v.m. olie schaarste vaak weer over op takkenbos stook. In aanvang werd de olie in grote tonnen geleverd maar begin jaren 60 werd een grote olietank onder de grond aangelegd. De houten schieter, waarmee de broodblikken in de oven geschoven werden, sleet snel op de stenen ovenvloer en moest dan vervangen worden. Er was er altijd een op voorraad.’

In 1949 trouwt Sjer met Gerda van den Hoogen; (1924-2010) zij is de oudste dochter van de hoofdonderwijzer van de Goyse Henricusschool. Na de trouwdag tikt de oude bakker Gerrit al vroeg op het slaapkamerraam van het jonge stel; er moet gebakken worden! Het huis wordt verbouwd en is er woonruimte beneden voor de Korte junior en boven voor zijn ouders.

Gerda neemt de winkeltaken over en in tegenstelling tot haar schoonmoeder Cornelia de Korte heeft Gerda in de jaren 50 voor drie jongens een hulp in de huishouding èn winkel. Er komt een vergunning om ook drogisterijartikelen te verkopen. De vrouwen kunnen dan bij de bakker ook hun flesje “Boldoot Eau de Cologne” bij laten vullen. In de middaguren lopen jongens van de landbouwschool binnen voor snoep en eigengemaakte “heertjes”. Met Sinterklaas maakt Gerda suikerharten en kleine borstplaatjes in een rubberen mat met uitgespaarde rondjes. Met een verjaardag komen de doosjes bonbons of rumbonen tevoorschijn van bakkerij de Korte.

Het klantenbestand van Sjer de Korte is tussen de Kniphoek aan het begin van de Beusichemseweg bij Houten tot bijna aan de sluizen bij Wijk bij Duurstede en ook in Schalkwijk vanaf de Heul tot en met garage de Kruif. Veel grote boerengezinnen bestellen extra lange broden waarvoor Sjer speciale blikken heeft voor het vervoer. Er is keuze tussen melkwittebrood, bruinbrood en het iets goedkopere waterwittebrood. Een klein deel van de broden heeft ouwel aan de onderkant. Dit is ’t brood zonder zout. Bolletjes, krentenbollen en krentenbrood zijn voor het weekend en evenals het gebak en vooraf te bestellen. Er wordt meer wittebrood dan bruinbrood verkocht en in de aardbeientijd nog meer wittebrood. Broden die niet verkocht zijn worden tot de volgende dag bewaard in grote beschuitkisten die goed zijn afgesloten. Na de komst van een vrieskist is dat niet meer nodig. De door de klanten gekochte artikelen worden genoteerd op een rekening en 1x per week afgerekend.

Vanaf de jaren 60 ziet Sjer al om zich heen de zelfstandige winkels sluiten door de komst van goedkopere zelfbedieningswinkels. De kinderen kiezen niet meer voor de middenstandscultuur van hard werken, niet zeuren, doe maar gewoon en altijd klaar staan. Hij heeft Stephan van Dijk in vaste dienst en een Volkswagenbus om mee uit venten te gaan, maar begin Jaren 80 nemen zijn krachten af. In december 1984 viel definitief het doek voor de Goyse bakkerij de Korte. Na 1985 is Sjer de Korte nog 20 jaar bode geweest van de dorpsapotheek van Houten waar hij o.a. medicijnen bracht in het Haltnahuis, waar hij en zijn vrouw in juni 2009 tot hun overlijden gingen wonen.  

Geschiedenis

Rond 9700 voor Chr. eindigde de laatste IJstijd en begon de midden - Steentijd. Ook onze wijde omgeving lag onder een dikke laag dekzand, neergelegd door barre poolstormen. Een rivierarm liep over Houten naar het westen om daar in een paralleltak van de Rijn uit te komen. De rivier voerde zand en grind aan vormde uiteindelijk de Houtense stroomrug. 

De eerste bewoning in ’t Goy vond mogelijk al plaats in de Bronstijd rond 2000 voor Chr. en wel op de hoogst gelegen delen van de stroomrug. Die vroege bewoners waren boeren, waarschijnlijk afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug. Zij hielden er schapen en runderen, later ook varkens en paarden. Op de akkers verbouwden die vroege boeren onder andere gerst en zogenaamde emmertarwe. Men verzamelde ook voedsel in de vrije natuur en deed aan jacht en visserij. 

Het landschap was open, met o.a. elzen en gemengd loofbos. De Oosterlaak voerde toen al water af van de Houtense stroomrug. Er zijn aanwijzingen dat de omgeving van ’t Goy rond 1800 voor Chr. werd verlaten als gevolg van overstromingen. De nog onbedijkte Rijn verplaatste zijn loop namelijk naar het rivierbed van de huidige Kromme Rijn en dat veroorzaakte veel wateroverlast voor de vroege bewoners. 

In het begin van de IJzertijd ongeveer 800 voor Chr. was er met zekerheid wel bewoning in ’t Goy. Dat gold ook voor een reeks van vroege nederzettingen in en rond Houten. Zo zijn er dit jaar nabij Houten-Castellum zelfs bewoningssporen blootgelegd uit het midden van de Bronstijd 1500-1100 voor Chr. o.a. aardewerk en een plattegrond van een boerderij uit die tijd. In de Late-IJzertijd vanaf ongeveer 250 voor Chr. woonden er vooral mensen van Germaanse stammen in Nederland, onder andere de Friezen. 

Met de komst van de Romeinen rond het begin van de jaartelling vestigden zich ook andere Germaanse volkeren van over de Rijn in ons gebied, bijvoorbeeld de Bataven en wat later de Cananefaten in het kustgebied. De Romeinen hadden onder leiding van Julius Caesar in Noord Gallië van 58 tot 51 voor Chr. oorlog gevoerd en dat had geleid tot sterk verminderde bewoning in de gebieden ten zuiden van de Rijn. De Bataven werden vanaf ongeveer 50 voor Chr. gestimuleerd door de Romeinen om in het dunbevolkte midden-Nederland te gaan wonen. Deze nieuwkomers mengden zich ook met de oorspronkelijke bevolking in het Kromme Rijngebied. 

Bewoners aan de noordgrens van de LIMES

Inmiddels beschouwden de Romeinen in het midden van de eerste eeuw de Rijn als hun noordgrens. Rond het jaar 200 waren er ongeveer 100 kleine inheemse nederzettingen in het Kromme Rijngebied. Ze bestonden uit 2 á 3 huishoudens. Lange tijd bleven de meeste nederzettingen hetzelfde als in de IJzertijd. Ze waren in het rivierengebied meestal omgreppeld ; mogelijk voor een betere afwatering. In de eerste eeuw maakten de bewoners bijvoorbeeld nog meestal handgevormd aardewerk volgens de gangbare traditie. Dat aardewerk was bros en had vaak een gevlamd of donker uiterlijk. Foto 2

Geleidelijk kwam er steeds meer Romeins geïmporteerd aardewerk in gebruik, gemaakt op de draaischijf. Dat was dunner en sterker en werd gebakken op een hogere temperatuur. Stukje bij beetje veranderde de traditionele ruileconomie in een markt- en geldeconomie. In de loop van de tijd trad verdere romanisering op doordat verschillende culturele en sociale Romeinse elementen door de inheemse bevolking werden overgenomen. Romanisering trad vooral op doordat inheemse mannen dienst namen in het Romeinse leger en aldus het Romeinse burgerrecht konden verkrijgen. Dat gold in alle door Romeinen bezette gebieden. Zo waren er ruim 1900 jaar geleden in het vlak bij ’t Goy gelegen Castellum Fectio Vechten soldaten uit het Middellandse Zeegebied, de Balkan en Brittannië gelegerd. Na het verkrijgen van het burgerrecht gingen vooral de afgezwaaide officieren tot de nieuwe elite horen. Sommigen hadden zoveel vermogen dat ze de eerste stenen “veteranenboerderij” konden laten bouwen. Die boerderij leek op een Romeinse villa met een porticus; een soort veranda of zuilengang. 

Aan het eind van de 2e eeuw begin 3e eeuw begon de Romeinse macht te verzwakken door interne politieke conflicten, toenemende agressie van Germaanse stammen, wateroverlast en mogelijk een pandemie door een besmettelijke ziekte.

Rond 400 na Chr. waren praktisch alle Romeinse militairen vertrokken. De economie stortte in, het werd onveiliger en de Kromme Rijnstreek zou enkele eeuwen dun bevolkt zijn. Het Germaanse stamverbond van de Franken drong steeds verder op in westelijke en zuidelijke richting. Tussen 630 en 690 na Chr. vestigen zich christelijke Franken in het Kromme Rijngebied door de Friezen definitief te verslaan. Met de komst van Frankische koningen gaat ook het gemeenschappelijke eigendom van gronden verloren. De civilisatie neemt een nieuwe aanvang met het Christendom als politiek instrument. 

Vervolg: `t Goy en archeologie 

Archeologie

Sinds mijn lidmaatschap in 2018 van de Archeologische Werkgroep “Leen de Keijzer” Houten, ben ik er achter gekomen dat mijn geboortedorp ’t Goy een onverwacht rijk en lang bewoningsverleden heeft. Dat heeft vooral te maken met de relatief hoge ligging van het dorp op de Houtense stroomrug. De geschiedenis van ’t Goy vanaf de vroege Middeleeuwen is al eerder onderzocht en beschreven. Mede door diverse archeologische onderzoeken in de omgeving van ’t Goy, vooral sinds 1959, is veel meer informatie over de vroegste geschiedenis van het dorp naar boven gekomen. Ik heb getracht de archeologische gegevens over de IJzertijd en de Romeinse periode zo goed mogelijk samen te vatten, in de verwachting dat de lange bewoningsgeschiedenis van ’t Goy gestalte krijgt. 

De Zure Maat

Al vroeg in de 19e eeuw zijn er bij de locatie ‘De Zure Maat’ bij de kruising Tuurdijk en Hollendewagenweg archeologische vondsten gedaan. Zie 1, Kaartje

In 1839 en 1844 zijn er totaal 5 fragmenten van een gebeeldhouwd Romeins zandstenen grafmonument gevonden. Foto 1 en 2 De fragmenten bevinden zich in het Rijksmuseum voor Oudheden RMO te Leiden. In de directe omgeving van de vondstplaats zijn in de loop der jaren geen sporen van een Romeinse nederzetting gevonden, maar de aanwezigheid van een Romeins huis is niet uit te sluiten. Ook kwam het voor dat Romeinen een herdenkingsmonument langs een doorgaande weg plaatste en in dit geval was de locatie van de vondsten bij de Limesweg, die van Levefanum Wijk bij Duurstede naar Fectio Vechten liep. 

Goyse boerderijvilla uit de Romeinse tijd Tuurdijk zie 2, Kaart

De richting van de Goyse Tuurdijk heeft al vanaf ongeveer 800 na Chr. zijn vorm gekregen toen het deels aangelegd werd als een dwarsdijk tegen het opdringend water van Rijngeulen. De naam Tuurdijk is ontleend aan Tuur een nederzetting. Laak is een oude naam voor een afvoersloot. Al zeker vanaf de IJzertijd is daar continue bewoning geweest. 

In 1959 deed de archeoloog J.E Bogaers onderzoek bij de Westrhenense Hofstad aan de Tuurdijk 18 in ’t Goy zie 2, Kaartje. Hij vond toen resten uit de Romeinse tijd èn de middeleeuwen. Het terrein werd daarna door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek ROB tot archeologisch rijksmonument verklaard. Foto 3, een vrije impressie

In juni 2003 verrichtte het Archeological Research & Consulting bureau ARC een uitgebreider archeologisch onderzoek. De aanleiding was de afbraak van een schuur die vervangen zou worden door nieuwbouw. Bewoningsresten uit de IJzertijd werden direct op het zand gevonden met een overgang naar Romeinse bewoning. Er werd aardewerk opgegraven uit o.a. de midden en de late IJzertijd. Sommigen hadden duimindrukken of kamgroeflijnen.Foto 5 en 6 Tevens werd aardewerk uit de Romeinse tijd gevonden, zowel inheems al geïmporteerd. Uit de Romeinse tijd is onder andere het gestempelde rode aardewerk terra sigillata gevonden.

De inheemse nederzetting bleef voortbestaan onder de Romeinse heerschappij en ergens in de 2e eeuw was de romanisering zover doorgevoerd dat de bewoners een gefundeerde stenen boerderij in Romeinse stijl bouwden om het gebouw lagen landerijen, stallen, voorraadschuren en onderkomens van personeel.

Men vond fundamenten van blokken breuknatuursteen Grauacke Schiefer uit Duitsland met een breedte van 50 tot 80 cm. Ook werden tufsteen, beschilderd pleisterwerk fresco en dakpannen opgegraven.

Hoewel dit artikel gaat over de vondsten uit de IJzertijd en Romeinse tijd, wil ik de continuïteit op deze plek Tuurdijk 18 in `t Goy even benadrukken. Want uit de vroege Middeleeuwen is een houten waterput opgegraven. De vondsten zijn naar het ROB gebracht tegenwoordig Rijksdienst Cultureel Erfgoed RCE. In verband met de in 1959 ook al gevonden Middeleeuwse sporen gaat men uit van een continue bewoning op die Goyse plek, Tuurdijk 18 in ’t Goy. 

Behalve de Goyse boerderijvilla uit de Romeinse tijd aan de Tuurdijk zijn er ook sporen van Romeinse villa’s gevonden aan de Burgemeester Wallerweg en aan de Molenzoom in Houten; daar is ook een deel van een Romeins zandstenen grafmonument gevonden. Er is een vermoeden dat de boerderijvilla’s betrokken waren bij bevoorrading van het Romeinse leger op Castellum Fectio Vechten aan de Limes grens langs de Rijn. Het is praktisch zeker dat er op de plek van de villa in ’t Goy eerder een houten gebouw heeft gestaan, aangezien men resten van palen heeft gevonden. 

In 2003 deed ARC nog een onderzoek tussen Tuurdijk 16 en 18 i.v.m. graafwerkzaamheden voor de aanleg van een riool. Die werkzaamheden raakten de rand van het bovengenoemde archeologische monument ‘Westrhenense Hofstad’. Bij Tuurdijk 16 is een stuk Romeinse tegel gevonden en verder niets. 

Nederzetting Groenedijkje - Beusichemseweg zie 3, Kaart

Een ander archeologisch rijksmonument is het glooiende terrein tussen het Groenedijkje en de Beusichemseweg: terrein 77b. Vooral vanaf een specifiek deel van het Groenedijkje is te zien dat het terrein relatief hoog ligt. Daar was in de IJzertijd en de Romeinse tijd al bewoning, aangezien het op de stroomrug lag. Aan weerskanten van het Groenedijkje ontstond in de vroege middeleeuwen een nederzetting. Het kreeg de naam ‘Oostrum’, waarschijnlijk omdat het ten oosten van kasteel ‘Ten Goye’ lag. Rond 1600 was deze nederzetting verlaten. Van 1972 tot 1990 zijn er op het bovengenoemde terrein onder leiding van Leen de Keijzer van de archeologische Werkgroep Houten op de geploegde akkers vele raapvondsten gedaan. Dat was mogelijk omdat het archeologische terrein deels diep verploegd werd.

De mooiste vondsten bevinden zich o.a. op de archeologiezolder van het Oude Station van Houten. Een spectaculaire vondst was een dele van een Romeins beeld en wel een mannenkopje van zandsteen. Waarschijnlijk stelt het beeld de God Serapis voor en is het onderdeel geweest van een Romeins graf. Het bevindt zich thans in het Rijksmuseum voor Oudheden ROMO te Leiden. Op de Archeologiezolder in Houten staat een replica. Serapis was een genezende god en tevens God van de landbouw en de onderwereld. Foto 4

Vanaf 1990 stonden er fruitbomen op de akkers van locatie 77b. ondanks dat er toen gegraven moest worden is er helaas geen grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Begin 2020 werden de fruitbomen gerooid en vervangen. Verschillende amateurarcheologen hebben tijdens die werkzaamheden met metaaldetectoren het gebied afgelopen en o.a. kleine bronzen voorwerpen gevonden, waaronder een bronzen fibula mantelspeld. 

De onderstaande aardewerkscherven uit de IJzertijd zijn in de jaren ’70 gevonden in het Goyse terrein 77b. De nagel- en vingerindrukken zie ik als een stille groet van de eerste ‘Goyenaren’. Foto 5 en 6

Kleine nederzettingen

Er was ook een kleine nederzetting ‘Casa Cara’ aan de Nachtdijk zie 4, Kaart en een aan de Kapelleweg zie 5, Kaart. Op de kruising Wickenburghseweg – Tiendweg zie 6, Kaart wordt vermoed dat daar ook Romeinse gebouwen van steen hebben gestaan. Vanaf de IJzertijd tot in de Middeleeuwen is er bewoning geweest tussen de Hoogdijk en de Wickenburghseweg. Dat blijkt uit de vele raapvondsten van begin jaren ’70 die gedaan zijn door amateurs onder leiding van Leen de Keijzer en door een archeologisch onderzoek van het ROB nu RCE in 1995. Hoofdfoto: opgraving van steenoven in 1971 in `t Goy. Rechts Leen de Keijzer van de archeologische werkgroep. Speciaal was de vondst van een bronzen schijf van 9 cm. en een kralenketting uit een Middeleeuws graf. 

In 2011 en 2013 is er door het archeologisch bedrijf RAAP archeologisch onderzoek uitgevoerd aan het Groenedijkje i.v.m. de bouw van een kippenschuur. Er werden geen noemenswaardige vondsten gedaan. 

In 2015 zijn er tijdens een archeologische opgraving Synthegra B.V. aan de Beusichemseweg 138 bij boerderij ‘De Hoogt’ zie 7, Kaart resten aangetroffen uit de late IJzertijd, de vroeg Romeinse tijd en uit de Middeleeuwen sporen van een woonstalboerderij. De vondsten uit genoemde periodes betroffen aardewerk, bot en metaal. Bijzonder was de vondst van een glis; dat is een benen schaats gemaakt van een paardenbot. Tevens waren er paalsporen van spiekers te zien; spiekers waren opslagschuurtjes op poten, waarop granen werden gedroogd en bewaard Foto 7. Ook op deze Goyse plek is al meer dan 200 jaar bewoning. 

In 2019 vond i.v.m. nieuwbouw archeologisch onderzoek plaats bij Tuurdijk 1-3a. daar zijn geen bijzonderheden aangetroffen.

"Hier wordt gewerkt aan geschiedenis, ondertussen vervliegt de tijd onherroepelijk" Vergilius